Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten, spreekt God, de Heer. Ik zal naar de verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken. Ezechiël 34, 11 – 17
4 uur in de ochtend … Een prachtig fluitconcert, met medewerking van minimaal twee welgetrainde merels die met al hun kracht, de longen uit hun kwetsbare lijf aan het zingen zijn … ‘De vogels zingen Zijn eer’ – schoot door me heen terwijl ik, klaarwakker nu, luister. Zij maken het verschil. Het tijdstip komt me misschien niet super uit, maar het verschil maken, dat doen ze.
Ze doen niets bijzonders. Ze doen waar ze goed in zijn, in dit seizoen van hun leven. We horen ze vast ook beter door de rust die in de binnenstad van Roosendaal is ontstaan na corona. Tussen 4 en 6 uur is normaliter in het weekend het tijdstip van de terugkeer van notoire stappers.
Een paar weken terug hadden we het over het verschil maken. Soms denken we dan gelijk aan hoog verheven grootse dingen. Maar ik ben ervan overtuigd dat God ons inzet, met wat we in huis hebben, in het seizoen van het leven waarin we ons bevinden. We hoeven geen speciale dingen te doen: gewoon de relatie met God onderhouden en vanuit die relatie naar Hem luisteren, door Hem gekoesterd, beschikbaar zijn en durven gaan.
En op tijd stoppen: rusten is in de bijbel een belangrijk begrip. En als we verdwalen, of door omstandigheden verjaagd zijn, weg bij de Vader, ziek of gewond … dan is de Vader daar weer om ons te omarmen.
In ‘Reisgenoten’ van S.G. Brown, stond een metafoor van een meisje dat voortdurend bloemen zocht en die enthousiast naar God toebracht, keer op keer. Tot het moment dat Hij haar stopte en vertelde dat het Hem niet om de bloemen, maar om haar ging: niet wat ze deed voor God, maar de relatie met God telde voor Hem. Zo maakt Hij, zo maken wij; voor Hem en elkaar, het verschil.
Marja Krans
Uit het gemeenteblad Cifrah - juni 2021