Een van de geschiedenislessen van de basisschool die ik me nog kan herinneren ging over scheurbuik. Scheurbuik is een dodelijke ziekte waar vooral zeelieden aan overleden. Dat kwam door een gebrek aan vitamine C. Doordat ze vroeger maanden op zee waren en onvoldoende gezond voedsel mee hadden, stierven velen aan deze ziekte. Ik kan me nog herinneren dat onze meester zei: ook op schepen die vruchten vervoerden, gingen mensen dood aan scheurbuik. ‘Hoe-kan-dat-nou?!’ dacht ik, ‘heb je vitamine C zo dichtbij en word je toch nog ziek!’
Vergelijk nu onze kerk eens met zo’n zeeschip dat vruchten vol met vitamine C (Gods liefde) vervoert. We zingen iedere zondag over de liefde van God en we raken er niet over uit gepreekt. Zouden er dan bij ons ook mensen last van scheurbuik kunnen krijgen? Een tekort aan liefde? Ik denk het wel. Eerlijk gezegd: ik ben daar een van. ‘Hoe-kan-dat-nou?!’ denk ik dan, ‘er is toch meer dan genoeg liefde in de kerk!’
Het komt denk ik door die beruchte 30 centimeter. De afstand tussen m’n hoofd en m’n hart. Ik weet het allemaal heel goed, misschien wel te goed. Te veel bezig met werk, kerk en andere belangrijke zaken, waardoor er onvoldoende tijd is om Gods liefde in m’n hart te laten landen. Vervolgens eis ik die liefde dan weer van anderen op, in plaats van het bij God te halen. Misschien herken je dat.
Ik droom van een Open Thuis waar we elkaar aanmoedigen om voor die laatste 30 centimeter te gaan. Een plek waar we Gods liefde kennen én beleven. Een plek waar Gods liefde herstel brengt. Een kerk waar we Zijn liefde met elkaar delen ook (of: juist) als bij een ander die 30 centimeter even verstopt zit.
Uit Gemeenteblad Cifrah - oktober & november 2019